Overweging bij Allerzielen

                                                                          3 november 2020

Hoe vaak mogen wij het als pastor van nabestaanden van mensen horen én zelf bij uitvaarten uitspreken! “Nu is zij weer bij vader”. “Ik zei tegen hem: ga maar, Ma wacht op je. En hij liet los en ging”. “We zullen je missen, lief kind, speel maar in de hemel en doe opa de groeten.” Of woorden van deze strekking… Het drukt het onverwoestbare geloof uit dat we elkaar ná de dood tegenkomen, in de hemel, bij God. Het is Jezus’ belofte, dat Hij iedereen die aan Hem is toevertrouwd op de laatste dag laat opstaan.

Met Allerzielen gedenken wij al onze dierbare doden, die in Gods liefde verder leven. Hij, die hun namen in Zijn hand schreef, al voor zij werden geboren. Gekend, geliefd, geleefd.
Soms is er sprake geweest van een mooi, lang leven en komt de dood op hoge leeftijd. Er is gemis en verdriet, maar ook iets van: zo gaat het in een mensenleven: je wordt geboren, je leeft en geeft je leven weer terug aan je Schepper. Soms is er een dodelijke ziekte en sterft iemand op een veel te vroeg moment. Dat kan zijn na een pijnlijk en slopend ziekbed, na een aanslag van het coronavirus of door toedoen van ‘een medische fout’...

Soms vallen we stil, hebben geen woorden … Als een veel te jonge echtgenoot, een moeder, een pasgeboren kindje de dood vindt. Of als er sprake is van een zelfgekozen dood door euthanasie of zelfmoord. Of als een tiener door een ongeluk het leven laat. Wat kunnen wij zeggen….? Alles klinkt banaal. Begrijpen doen we het niet, en God, waar is God….?

Samen leefden we een deel van elkaars leven

Het verlies van iemand die je lief is, is een schok waarbij alles overhoop ligt in onze geest, in ons hart en in onze ziel. Het dringt maar heel langzaam tot ons door dat hij of zij er niet meer is. Hoe is dat mogelijk? Ons leven is één zwart gat. Hoe moeten wij met dit verdriet verder leven? Kunnen we nog terug tot vóór het moment van overlijden? …. Vluchten kan niet meer. Het gemis voelt als een grote gapende wond, en die doet pijn.

We willen het wegduwen, maar op onverwachte momenten is het opeens weer daar. Door een foto, een ontmoeting, een muziekstuk op de radio. Het is daar waar het raakt aan ervaringen die we met onze dierbare dode hebben gedeeld, emoties die diep in ons zitten. We hebben immers gelééfd van en met de grillen en grollen, de vanzelfsprekendheden van de ander. We waren er op afgestemd, werden er door verrijkt, geïrriteerd, en geraakt. Sámen leefden we in een deel van elkaars leven…

En elke herinnering die omhoogkomt, roept direct de pijn en de ervaring van gemis en verdriet op. En verdriet heeft tijd nodig. Hoe lang… ? Geen mens kan het zeggen, het is voor iedereen anders. En van onze naaste vrienden, buren, familie vraagt het ook tijd.
Het is belangrijk dat mensen bij ons blijven komen en ons niet ontwijken. Belangrijk dat we over het verlies mogen blijven praten en dat er naar ons wordt geluisterd. Dat anderen daar de tijd voor nemen… En dan nog moeten wijzelf de weg van de rouw gaan, ieder op onze eigen manier!

We mogen hopen dat er uitzicht op 'beter' is

De Kerk heeft vanaf de vroegste tijd de overledene in de uitvaartviering met grote eerbied behandeld. Het lichaam in de kist staat centraal vooraan in de kerk, wordt bewierookt en met het water van de nieuwe doop, tot een eeuwig leven bij God, besprenkeld. En, wij verzorgen ook de graven van onze doden. En we zegenen ze. De dood wordt niet weggestopt, zij hoort bij het leven, eeuwig, bij God.

De dood herinnert ons eraan hoe groot het mysterie van leven en dood is. In ons dagelijks leven staan we er vaak niet bij stil, maar door de dood van een geliefd mens worden we stilgezét. Dat we er zijn, dat alles bestaat… dat is één – groot - geheim. Dit geheim verwijst naar de Bron van alle leven, naar God. Oneindig ver gaat dit geheim ons te boven. En toch is het nabij, is Gód nabij. Daarvan getuigt heel de Schrift. In steeds weer andere verhalen en beelden wordt ons aangezegd: je bént niet alleen. Er is een goddelijke Aanwezigheid náást ons, áchter ons, voor ons uít, ín ons en aan ons vooraf. Een Herder, een Metgezel, een Schepper, een Messias. Laten we ons aan Zijn Aanwezigheid toevertrouwen, ons openen. Zo worden we getroost in ons diepste leed. We mogen leven met ons grootste verdriet en hopen dat er uitzicht op ‘beter’ is …

In de Bijbel lezen we over dat we ‘God kunnen zien’, over 'eeuwig leven' en 'opstaan op de laatste dag'. Mooie woorden, maar wat hebben wij er NU aan? Wij die moeten leven met een gemis in ons hart en een leegte die pijn doet? Wat helpen ons die oude verhalen, nu...?

Wilt U mij de weg wijzen door dit donkere dal?

Ik denk, dat het een houvast kan zijn om door te gaan, om naar te verlangen, om mee verder te leven, om op te hopen en te vertrouwen. We kunnen het misschien iets ánders zeggen, probéren, in alle kwetsbaarheid te bìdden: als het echt waar is, God, dat U leeft en ons bevrijdt … wilt U me dit dan laten zíén en vóélen, nu ik zelf niet meer weet hoe ik vérder moet. Wilt U me de weg wijzen door dit donkere dal.

“Het is de wil van de Vader … dat ik jou op de laatste dag laat opstaan”, is Jezus’ blijde boodschap. Mogen we daarop vertrouwen, opdat God óók óns opnieuw tot leven laat komen. Hij, die het maaksel van Zijn handen niet laat vallen.

83. Bovenstaande Blog verschijnt in een reeks ‘Zingeven aan ons dagelijks leven’ geschreven door Walther Burgering, pastor en diaken in de parochiefederatie St. Franciscus, tussen duin en tuin (Westland). Vanuit verschillende ontmoetingen neemt hij ons mee in zijn gedachten over mens, wereld, heden, verleden en toekomst. Meer over zijn werkplekken is te vinden op: www.rkwestland.nl en op www.stichtingbakboord.nl over zijn vrijwilligerswerk bij BAKboord Den Haag, werkbemiddeling voor de ex-gedetineerden.

Under construction

Binnenkort verschijnt hier een overzicht van de thema's die in deze blogserie aan de orde zijn gekomen. Overzichtelijk en leesbaar bij elkaar...  

Deel deze pagina